Blue Flower

Ondanks de goede resultaten van onze oudste zoon werd hij helaas uitgeloot voor de studie medicijnen dus na het naarstig zoeken naar een andere studie die ook bij hem past en het zoeken van een kamer kwamen de voorbereidingen voor de zomervakantie op een laag pitje te staan. Zodoende hadden we twee dagen voor het vertrek de definitieve bestemming gevonden: Bretagne.

En aangezien zijn vriendin ook meeging werd het dus spullen pakken, in een aanhangwagen stoppen en op het laatste moment routekaarten halen bij de ANWB.

Ondanks de vele gesmeerde broodjes hadden we om 10.00 uur al weer trek en zaten we zodoende bij MacDonalds. Aan het eind van de middag reden we bij la Faou de kreek over (mooi plaatsje) en na een mooie rit kwamen we in het dorpje Telgruc sur Mer. De entree van de camping deed ons huiveren: erg steil! Maar de eigenaresse is erg vriendelijk en de plek die we toegewezen krijgen is erg ruim en vooral groen.

Iedereen help teen handje met het opzetten van de vele tentjes en kunnen we na een potje jeu de boules, een lekkere maaltijd nog even genieten van de zonsondergang op het strand.

In de komende dagen verkennen we het eiland en komen mooie plekjes tegen: een heus kerkhof voor de vissersboten, de plek waar de Franse atoomonderzeeërs zich ophouden (geen foto’s), koffie in Roscanvel – zo klein dat we bij de eigenaar in de tuin op stoeltjes koffie drinken, de gebrandschilderde ramen van de kerk in Roscanvel, Pointe d’Espagnol met uitzicht op Brest.

Een autorit naar Camaret sur Mer levert ook mooie vergezichten en plaatjes op. De toren (La Tour Vauban) is mooi maar om nou te zeggen dat je daar voor om moet rijden. De haven zou een foto voor een legpuzzel op kunnen leveren en er liggen diverse restaurantjes dus “do like the locals do” en ga er heerlijk lunchen: mosselen en een wijntje. Op de terugweg rijden we langs het huis (inmiddels een ruïne) van de dichter Saint-Pol Roux, de Lagatjar stenen en overblijfselen van de Duitse bezetter uit WO II: Pointe de Pen Hir. Het is hier prachtig wandelen en de hei staat al lichtelijk in bloei.

Eenmaal terug was het behoorlijk warm geworden dus gauw de zwemkleding aan en naar het zwembad van de camping. Dat ligt overigens aan de overkant de weg waar nog meer campingplaatsen zijn.

Er is altijd wel een keer de behoefte aan een grote stad dus we rijden naar Quimper. Een leuk stadje, met veel oude straatjes en leuke winkeltjes (waar een prachtige vlieger wordt gekocht) en de prachtige kathedraal op het plein waar het wel heel toeristisch is met de vele fotoborden en vrouwen met de bekende Bretonse hoofddeksels. Vanuit Quimper reden we naar het eeuwenoude kerkje van Quilinen waar één van de oudste en unieke calvaire staat. Via Ile de l’Aber waar het laag water was en waar we een prachtige wandeling over het strand konden maken naar het verderop gelegen eilandje. En de nieuwe vlieger natuurlijk uitgeprobeerd moest worden. We moesten echter het tij goed in de gaten houden want anders kwamen we vast te zitten! Er lagen hier coquilles zo groot als twee handen!

Om de jongens een beetje inzicht te geven in het Bretonse leven bezochten we het openluchtmuseum in Argol. Ondanks het gebrekkige Bretonse Frans snapten we heel goed wat er bedoeld werd. Op de terugweg kwamen we in het prachtige dorpje Landavennec waar we de ruïne van de abdij bezochten. Daar zou ‘s avonds een concert gegeven worden door een Ierse harpiste dus we genoten van de middagzon, een lekkere maaltijd en een prachtig concert in de late avondzon!

In St.Marie du Menez-Hom bezochten we een prachtige kerk waarna we doorreden naar het “filmdorp” Locronan. Je krijgt hier inderdaad het gevoel dat je op een filmset loopt – het dorpje is prachtig! Na alles bekeken te hebben, kunst en bier te hebben gekocht reden we verder richting Chapelle Sainte Marie du Menez-Hom: de mooiste calvarieberg van de regio! De hele lijdensweg van Christus is prachtig uitgebeeld – het feit dat het op een rotonde staat maakt dat je er makkelijk omheen loopt. Aangezien het weer mooi blijft en de hei bloeit wandelen we op Pointe de Dinan. En we vonden Pointe de Pen Hir al mooi….

Op weg naar de camping komen we een paintball-plek tegen. Op moeders na hijst iedereen zich enthousiast in een overall en verdwijnen ze goed bewapend in het bos. Angela hoort – en ziet af en toe- een blauw pak voorbij flitsen en het gelach is niet van de lucht. Moe en voldaan komt iedereen op de camping aan en geniet van een mooie avond. Tot diep in de nacht wordt er kolonisten van Catan gespeeld.

Uiteraard mag een bezoekje aan Brest ook niet ontbreken en na een korte autorit parkeren we bij het aquarium waar we een paar leuke uurtjes doorbrengen. Brest zelf vonden we minder interessant – misschien heeft dat wel te maken met het feit dat er overal straten opengebroken zijn en werkzaamheden zijn. We zijn aan het eind van de middag weer op de camping en besluiten naar de zonsondergang op Cap de Chèvre te gaan kijken.

De abbaye de Daoulas is ook de moeite van het bezoeken waard – de eeuwenoude kruidentuin is een genot om doorheen te lopen. Er bleek ook een tentoonstelling te zijn met kunst van Aboriginals en de Inuit. Erg mooi! 

We hadden ook een minder mooie dag en reden bij toeval het plaatsje St.Renan in waar op dat moment een muziekfestival met diverse visserskoren bezig was. We lieten ons onderdompelen door de sfeer en hebben genoten van de muziek en het eten. Via menhir de Kerloas, de Phare de Trézien, lunchen in het prachtige pittoreske vissersdorpje Le Conquet reden we naar de Phare de Pointe de Saint Mathieu. Naast een mooie vuurtoren staat hier ook de ruïne van een eeuwenoude abdij.

Helaas vliegt de tijd voorbij en moeten we al weer inpakken – de intro-weken van de universiteit beginnen en Pim en zijn vriendin moeten beginnen aan een nieuwe fase in hun leven.

Met een geod gevoel en mooie herinneringen pakken we in en rijden we terug naar Nederland.

Bretagne: de zeer lange rit meer dan de moeite waard!